SOMERS Jean Alphonse

 

Burgerlijk:

Geboorte datum: 22-10-1888

Geboorteplaats: Zichem

Adres: Diest

Vader: Walter

Moeder: Vankerkhoven Rosalia

Burgerlijke stand: gehuwd met Cuyls Angelina

Beroep: landbouwer

Grootte:

Haarkleur:

 

Militair:

Indiensttreding: 01-01-1908

Stamnummer: 34035

Graad: Soldaat Tweede Klasse Vrijwilliger met Premie 1908 kanonnier

Eenheid: Versterkte plaats Luik Fort Loncin 9e Batterij

Datum overlijden: 15-08-1914

Ouderdom: 25 jaar

Oorzaak: Vermist

Plaats verwonding: Loncin Fort

Plaats hospitaal:

Plaats overlijden: Locin Fort

Begraafplaats: Loncin Fort

 

De eerste hindernis die de Duitsers tegen kwam tijdens hun inval in België was de vestingsforten rond Luik.

Somers bevond zich als kannonier in het fort van Loncin.

 

 

 

In 1907 werd Naessens bevorderd tot kapitein en commandant van het Fort Loncin. Hij bleef fortcommandant tot het einde in augustus 1914 en heeft zijn verhaal op schrift vastgelegd. Bij het uitbreken van de oorlog was luitenant Modard de artillerie-officier en hij voerde het bevel over het zware geschut. Kapitein Duchêne was de hoogste in rang voor de infanterie op het fort.

 

Op 29 juli werden de dienstplichtigen van de drie jongste lichtingen opgeroepen om zich bij het fort te melden als aanvulling op de vredessterkte. Op 1 augustus was de bezetting compleet met 350 kanonniers en 200 infanteristen. De voorraden werden aangevuld en telefoonlijnen aangelegd tussen het schietbureau van het fort en de drie observatieposten in het kasteel van Waroux en de kerktorens van Alleur en Loncin.] Rond het fort werden alle belemmeringen verwijderd om een vrij zicht- en schootsveld te krijgen, huizen worden gesloopt en bomen geveld. Door voor de Duitse aanvallers gelukkige omstandigheden, kon de binnenstad van Luik al op 5 augustus 1914 ingenomen worden. Rond half zes in de ochtend van 6 augustus arriveerde generaal Leman en maakte het fort zijn hoofdkwartier. Na de overgave van de Citadel van Luik meenden de Duitsers dat dit de overgave van de hele stelling rond Luik betekende, maar Leman gaf de forten het bevel om de strijd voort te zetten.

Op 7 augustus naderde het Duitse leger het fort vanuit de stad Luik. Met artillerie rukten ze op naar de spoorweg tussen Ans en Liers. De Belgische observatieposten gaven de posities door en vanuit het fort werden ze onder vuur genomen. Dezelfde avond sloeg de eerste Duitse 105mm granaat in bij het fort. Tot 14 augustus bleven de observatieposten in de kerktorens bezet en konden de kanonnen van het fort gericht schieten.

Die dag werden Loncin en Alleur bezet waarmee het schietbureau veel minder informatie kreeg over de positie van de oprukkende Duitse troepen. Het fort werd omsingeld en lag zwaar onder vuur, Per minuut werden tussen de 10 en 15 granaatinslagen geteld.

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werden de forten rond Luik als “onneembaar” beschouwd, maar de forten waren nooit aangepast aan de nieuwste artillerieontwikkelingen: mortieren met een kaliber van 42 cm. Desondanks hadden de Duitsers deze Dikke Bertha's bij de begindagen van de Eerste Wereldoorlog niet meegenomen naar Luik, omdat men niet op veel tegenstand rekende en de verwachting was dat de forten onder beschieting met 21 cm artillerie, gevolgd door een infanteriebestorming, geen stand zouden houden. Het 21 cm geschut bleek echter weinig uitwerking te hebben: bij het begin van de beschieting verlieten de Belgen de stellingen, om bij het einde weer tevoorschijn te komen en de aanstormende infanterie neer te maaien. De verliezen aan Duitse zijde beliepen in de duizenden.

Het hevige vuur van de Duitse artillerie zorgde wel voor schade. De luchtpijp van de stoommachine raakte verstopt door invallend puin. Hiermee kwam de elektriciteitsvoorziening stil te liggen en de verlichting en luchtverversing vielen uit. Petroleumlampen werden ontstoken en om de lucht te verversen draaiden de handventilatoren in de geschutkoepels continue.

Alsnog werden door de Duitsers de Dikke Bertha's naar Luik gestuurd.

 

                                                                            Dikke bertha

 

Vanaf het veld van Bressoux werd het fort onder vuur genomen. 

Op 15 augustus 1914 om 16.00 uur begon de beschieting en de inslagen waren verschrikkelijk. Om 17.45 uur raakte een 420mm-granaat de munitiekamer van het fort. Bij de ontploffing stortte een groot deel van het centraal massief in en 350 Belgische soldaten waren op slag dood. Hiermee kwam de strijd om de forten rond Luik ten einde. Generaal Gerard Leman die zich in dit fort bevond, raakte bewusteloos door de ontploffing, maar overleefde het wel. Hij werd door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt. De Belgische troepen in Luik konden uiteindelijk tien dagen stand houden.

 

 

Hierbij vonden 350 van de 550 garnizoensoldaten de dood. Van de meeste van die slachtoffers werden nooit teruggevonden rusten nog steeds in het fort.

Diegenen die werden teruggevonden, gekend en ongekend, werden eerst begraven door de Duitsers en liggen nu begraven in een crypte in het fort.

                                          De doodskisten liggen nog bewaard in het fort.

De namen van de gesneuvelden staan op een gedenkplaats op de binnenkoer van het fort.

Er is ook een monument bestaande uit betontegels met schoenen die het aantal gesneuvelden uitbeelden. 

 

Na de oorlog bezocht de fortcommandant Naessens samen met de overlevenden het Fort van Loncin

 

Het fort kan nog steeds bezocht worden: voor meer gegevens klik hier